Wadbodems

Wadbodems

De bodem van het wad is een bijzondere bodem. Wanneer je over het wad loopt merk je dat direct wanneer zand en slik tussen de tenen door sijpelen.
Overeenkomstige wadbodems komen voor langs de kust van Nederland, Duitsland en Denemarken.
In Duitsland wordt er door de Duitse bodemkundige vereniging (DBG) ieder jaar een andere bodem van het jaar gekozen. In 2020 is dat de de wadbodem (Wattboden).  Er is ook een tentoonstelling en een brochure over de wadbodem (www.hamburg.de > boden-des-jahres). hieronder wat beeld en informatie  

Overzicht voorkomen van wadbodems (Behorde fur Umwelt und Energie Hamburg)
Wadbodems ontstaan daar waar de kust vlak omhoog gaat. Dus niet bij steile rotsen. Verder moet er eb en vloed zijn met een hoogteverschil van tenminste 1,5 m en moeten rivieren zand en klei aanvoeren. Wadden bestaan er sinds 10.000 jaar geleden, na de laatste ijstijd.
Bij vloed wordt er materiaal aangevoerd. Wordt het niveau van het aangevoerde materiaal hoger dan kan er een vegetatie ontstaan. Tussen die vegetatie is het water wat rustiger en kunnen ook kleideeltjes bezinken.
Bij de wadden heeft de mens geen invloed op wat er gebeurd. Het is een spel van wind, golven, getij, zout, brak en zoet water, van zand en van klei. Twee keer per dag komt het water en worden er enorme hoeveelheden materiaal in beweging gezet. Het gaat dan om zand, fijnere minerale delen, organisch materiaal, schelpen, algenresten en plankton. Op deze wijze ontstaat een bodem die tegelijkertijd zeebodem en landbodem is.  

De bodem

De wadbodem bestaat uit twee lagen. In de bovenlaag kan zuurstof komen. Deze laag is licht van kleur. Soms wat rood door ijzeroxide. Daaronder is er een donkere laag. Deze is soms bijna zwart. Hierin kan methaan en zwavelwaterstofgas ontstaan. Deze laatste veroorzaakt de rotte eierenlucht van deze laag. Deze tweede laag is meestal ca. 40 cm dik. Daaronder bevinden zich natte zand- en kleilagen. (Foto Alexander Grongroft, Uni Hamburg)



Wadpieren
Van groot belang voor de ontwikkeling van de wadbodem is de wadpier. Het deel van het wad dat bij eb droogvalt kent weinig leven. Er is te weinig zuurstof. Alle zeeorganismen hebben zuurstof nodig. Voor die zuurstof zijn de wadpieren onmisbaar. Deze pieren (verwant aan de regenworm) graven een gang in de vorm van een J. Het overtollige slib wordt naar de oppervlakte gebracht. De wand van de gang wordt verstevigd door met de kop de wand steviger te maken. Hierdoor ontstaat een stevige structuur. Mossels, kokkels, nonnetjes en vele andere dieren gebruiken deze gangen van de wadpieren. 

Zo zien we dat wadpieren op  deze plek actief zijn. (Foto Gisela  Groger, Behorde fur Umwelt und Energie Hamburg). 

De J-vormige gang van een wadpier. (Tekening Natuurinformatie.nl)

De wadpier. Hij is verwand aan de regenworm. (Foto Georg  Mayer).

De gang van een wadpier. De bovenlaag is licht van kleur. Daar kan periodiek zuurstof in komen. De gang bevindt zich in een donkere stinkende luchtarme laag. Langs de gang wordt het zandige materiaal ook al lichtgekleurd. Het is dus te zien dat er door de wadpieren zuurstof in de onderlaag komt. (Foto Georg Mayer). 


De zandgaper

De zandgaper. Beide kleppen sluiten niet goed aan en daarom is naam zand'gaper'. Ze kunnen zich tot 40 cm diep ingraven. Wadvogels kunnen er dan niet bijkomen. Bovenaan is een uitstroombuis. Deze wordt gebruikt voor voedselopname en ademhaling. De zandgaper is door de Vinkingen vanuit Amerika naar het waddengebied gebracht. 

Share by: