Onder de grond, diep in de aarde tussen de wortels van de bomen, zijn de wortelkindjes nog diep in slaap. Ze dromen over de zomer. Ze merken niets van de bijtende wind en de koude sneeuw. Maar als de sneeuw is gesmolten en het langzaam warmer begint te worden, gaat moeder Aarde met een kaars naar ze toe om ze wakker te maken. ‘Wortelkindjes, word eens gauw wakker’, roept moeder Aarde. ‘Pak jullie naald en draad. Jullie moeten alles in orde maken, want de lente komt eraan!’ De kindjes zijn nog een beetje slaperig, maar al gauw rekken ze zich lekker uit, woelen even door hun haar en wrijven het slaapzand uit hun oogjes. ‘Hoera!’, roepen ze, ‘Het wordt weer lente!’ Ze hebben er zo’n zin in om weer naar buiten te gaan en de hele dag te spelen tot de zon ondergaat.
Wortelkindjes, snel opstaan,
Want de lente komt er aan!
Aaahh, ze rekken zich eens lekker uit
En wrijven blij hun oogjes uit
Het is nu volop zomer. Een beekje stroomt kabbelend door de velden, terwijl de wind zachtjes door het riet aan de oever waait. ‘Kom eens bij me, waterjuffer!, roept het gele lismeisje en probeert de juffer te vangen, maar de waterjuffer speelt liever nog een tijdje in de lucht. Zie je dat de waterlelie zich door het water laat trekken alsof ze de koningin van de beek is? Zij zit daar heerlijk op haar blaadje te dobberen. Zo kan ze alles eens goed bekijken. ‘Kom, het is zo lekker in het water!’ zegt het vergeet-me-nietje tegen haar zusje, nadat ze voorzichtig met haar voetje heeft gevoeld of het water niet te koud is. Ze geeft haar een hand zodat zij ook het water in kan. De kevers vinden het maar lastig om daar tussendoor te krioelen en zeggen tegen elkaar: ‘Laten wij maar ergens anders gaan spelen, hier is het veel te druk!’
De hele dag spelen vergeet-me-nietjes
in de beek en zingen hun liedjes.
Een grasmannetje trekt de lelie in ’t wit
die vorstelijk op haar blaadje zit.
Maar aan de zomer komt een eind. De herfstwind begint te waaien: ‘Hoei hoei, ga gauw naar huis wortelkindjes, want het wordt koud buiten!’ En hij rukt aan hun kleren, zodat ze bijna van hun lijfjes waaien. In een lange stoet lopen ze allemaal terug naar moeder Aarde. Ze staat al te wachten bij de deur en geeft elk wortelkindje en elke kever een dikke knuffel. ‘Welkom terug klaproosje, kom maar gauw naar binnen snuitkever en bijtje, het is warm en gezellig binnen. Jullie krijgen allemaal wat te eten en te drinken en dan gaan jullie een-twee-drie naar bed, totdat ik jullie weer wakker maak als de lente komt’. En alle wortelkindjes en beestjes kruipen naar beneden, in hun holletje onder de grond en beginnen aan hun lange winterslaap.
Dan komt de herfst met veel windgeruis.
Nu willen ze allemaal naar huis.
Hup, gauw naar bed, al het werk is klaar!
Jullie mogen uitslapen tot volgend jaar.
Wie is Sybille von Olfers?
De tekeningen in het boek zijn van Sibylle von Olfers. Ze maakte ze in 1905. Het boek straalt een ontwapenende eenvoud uit en is zo fantasierijk en kunstig uitgevoerd dat je nieuwsgierig wordt naar de kunstenaar die achter het boekje zit.
Sibylle von Olfers werd in 1881 geboren op het landgoed Metgethen bij Königsberg in Noord-Duitsland. Ze groeide op in een hecht gezin. Ze was de vijfde van in de rij van acht kinderen. Al vroeg werd duidelijk dat ze goed kon tekenen en veel fantasie had. Ze maakte boekjes met tekeningen voor haar jongere zus waar ze veel mee optrok en die tot veel plezier aanleiding gaven. Haar grootmoeder zei dat ze een wilde hommel was, maar ze was toch stiller en zachtaardiger dan de andere kinderen uit het gezin. Ze kon urenlang met penselen en potloden in een hoekje zitten. Haar tante Marie von Olfers die ook op Metgethen woonde was vaak op de waranda te vinden waar ze schilderde. In navolging van haar tante gaf Sibylle aan bloemen en sneeuwklokjes gezichten. Ze ontdekte ‘mosjongetjes’ en ‘dauwmeisjes’ zo schreef haar nichtje Hedwig von Lölhöffel. Marie von Olfers tekende de typische kinderkopjes met de ruige haartjes en de kapjes om het hoofd, die Sibylle blijkbaar van haar natekende. De neiging om de verborgenheden in de natuur te zoeken moet Sibylle met haar tante gemeen hebben.
Ze had heel jong al veel aandacht voor religie en maakte altaartjes met kaarsen er om heen.
Om financiële redenen moest de familie het landgoed verlaten en betrok een woning in Königsberg. Op 17 jarige leeftijd ging ze naar haar tante in Berlijn die haar verder leerde tekenen en schilderen. Op 21 jarige leeftijd trad ze in bij de Grijze zusters van de heilige Elisabeth. Haar oudere zuster Nina was daar ook ingetreden. Na twee jaar werd ze onderwijzeres op een school in Lübeck, maar kreeg ook les op een school voor kunst. Ze kopieerde daar veel werk van Italiaanse meesters. In deze periode kreeg ze tuberculose en vertrok naar een Kurhaus in het mooie plaatsje Gardone bij het Gardameer. Door de uitbraak van de eerste wereldoorlog moest ze in 1915 weer terug naar Lübeck. Driekwart jaar kon ze haar normale werk doen, maar met Kerst werd ze zieker en stierf na 4 weken op 34-jarige leeftijd.
Het boek de wortelkindertjes werd haar bekendste boek en een klassieker onder de kinderboeken. Het boek geeft een beeld van de geborgenheid in moeder aarde. Van hieruit volgt spelenderwijs de weg de wereld in en tenslotte een terugkeer naar de geborgenheid.
Deze website geeft informatie over bodembeheer op de belangrijkste bodemsoorten met uiteenlopend gebruik.
Mist u iets? Geef het door en wij proberen het aan te vullen.
Hier vindt u nadere informatie.