Inleiding
In de landbouw, zowel biologisch als gangbaar, wordt in het algemeen naar opbrengst uitbetaald en niet naar smaak en gezondheid van de producten.
Een hoge opbrengst nastreven middels bemesting
gaat altijd ten koste van de kwaliteit.
Veredeling
naar opbrengst gaat ook altijd ten koste van de kwaliteit. De afgelopen 60 jaar hebben smaak en gezondheid vrijwel geen aandacht gehad bij de veredeling.
Lees in het volgende hoe het anders kan
Het bodemtype is een van de bepalende factoren voor de kwaliteit van landbouwproducten. Bij wijn is dat heel duidelijk, maar het geldt eigenlijk voor alle landbouwgewassen. Door zware en eenzijdige bemesting kan de de rol van de bodem wat weggedrukt worden maar bij normale bemesting is de bodem bij alle gewassen te herkennen.
InleidingBemesting is de belangrijkste maatregel waarmee de kwaliteit beïnvloed kan worden. Zowel in positieve als negatieve zin. In negatieve zin gaat het vooral om stikstof. Stikstof heeft een positieve invloed op de opbrengst en teveel stikstof een negatieve op de kwaliteit. Geleidelijk vrijkomen van stikstof is ook belangrijk. In het volgende wat voorbeelden rond het thema bemesting en kwaliteit.
Knolselderij, stalmest en drijfmestDat stalmest goed is en drijfmest slecht kan niet in zijn algemeenheid gezegd worden. Drijfmest kan op een goede wijze ingezet worden. In het volgende wel een voorbeeld ten gunste van stalmest.
Prei, lichte en zware bemesting
Prei, met en zonder hulpmeststof
Rode biet, drijfmest en compost
Op het meerjarige proefveld Mest als Kans te Lelystad worden verschillende meststoffen vergeleken. Na drie jaar bemesten zijn de eigenschappen van rode biet vergeleken bij onder meer drijfmest en groencompost. De groencompost biet bevat meer suiker en droge stof en minder nitraat.
Naast de planten worden ook kristallisatiebeelden getoond.
Kristallisatiebeelden worden gebruikt om een breder beeld van de kwaliteit te krijgen. De overeenkomst tussen de vorm van de plant en het beeld zijn hier opvallend.
(Onderzoek LBI Meer over stijgbeelden: www.crystal-lab.nl)
Tomaat, licht en zwaar bemest
Bij zware bemesting is het blad sterker uitgegroeid. De tomaat is wateriger en heeft een dunnere schil.
Zaai- en plantafstand
Onderzoek naar de relatie tussen het aantal planten per ha en kwaliteit is voor zover bekend nooit uitgevoerd. Dat er verschil in zaaiafstand is bij maximale opbrengst als doel of maximale kwaliteit ligt voor de hand.
Interessant in dit kader is de suikerbiet. Daar gaat het om de suikeropbrengst en niet om de bietopbrengst. Dit is niet hetzelfde als telen richting voedingskwaliteit bij producten die als geheel worden gegeten, maar heeft er wel mee te maken.
Bij een rijafstand van ca 45 cm en een afstand in de rij van 19 cm op klei en 18 cm op zand wordt de hoogste suikeropbrengst verkregen. Tussen 1985 en 2000 is de suikeropbrengst met 50% gestegen en de zaaizaadhoeveelheid met 25% gedaald. Dit is mede het gevolg door onderzoek naar de relatie zaaizaad hoeveelheid en suikeropbrengst.
Bij suikerbiet gaat het niet om voedingskwaliteit. De suikerbiet is een kleine suikerfabriek. Het gaat wel om afrijping. Bij alle cultuurgewassen zouden ook data voor rijafstand en afstand tussen planten in de rij of voor zaaizaadhoeveelheid geformuleerd kunnen worden bij telen richting voedingskwaliteit.
Het benodigde onderzoek is dus nog niet uitgevoerd.
Biologisch en gangbaar
Bij het verschil in kwaliteit tussen biologische en gangbare producten zijn belangrijk:
1. Bodem en bemesting.
Biologisch bemest vaak minder met stikstofrijke mest, wat gunstig voor de kwaliteit is. De bodemverzorging krijgt meer aandacht, maar dit kan wel tot een grotere stikstoflevering in zomer en herfst leiden waardoor de kwaliteit van gangbare producten soms beter is dan biologische omdat bij biologische door de grotere stikstofnalevering de afrijping niet goed optreedt. Bij peen speelt dit een grote rol. Telen op de juiste plaats in de vruchtopvolging is dan heel belangrijk.
2. Ziekten.
De gewasontwikkeling als basis voor kwaliteit is bij biologisch vaak beter, maar wanneer ziekten optreden die bij biologisch niet te bestrijden zijn kan de biologische kwaliteit slechter zijn.
In het volgende wat voorbeelden.
Aardappel
Witte kool
De gangbare planten hebben meer schimmelziekten, de biologisch-dynamische meer vraat door duiven, aardvlooien en koolrupsen. Dit duidt op een grotere innerlijke weerstand van de biologisch-dynamische planten.
Wanneer planten ziek worden of door plagen worden aangetast is een planteigen ontwikkeling niet meer mogelijk. Bij ziektes speelt vaak een zwakke plant een rol. Bij plagen vaak niet. De aanpak is iedere keer weer anders en bij biologisch is de aanpak anders dan bij gangbaar. Raadpleeg voor de biologische teelt deskundigen:
www.coenterberg.nl
www.naturim.nl
www.delphy.nl.
Kruiden en melk
Bij melk gaat het om kruiden.De begrippen groei en rijping lijken bij dierlijke producten niet zo makkelijk toe te passen. De planten die dieren eten zijn weer wel in die richting te waarderen. Bij melk zijn hier duidelijke onderzoeksresultaten bekend. Hooi en kruiden hebben meer rijpingskwaliteit. Zwaar bemest jong gras meer groei.
In 1981 en 1982 is onderzoek gedaan naar het gedrag van melk bewaard bij 20o C (NRLO 1983c). Melk van verschillende bedrijven bleken wisselend lang drinkbaar. Na deze periode konden ze overgaan in rotting of verzuring. Deze processen zijn te verbinden met groei (rotting, basisch) en rijping (verzuring). Verzuring sluit meer aan bij natuurlijke processen en is waarschijnlijk gunstiger. In 2015 zei Ton Baars, een van de onderzoekers, op een congres over dit onderzoek dat uit een dergelijk onderzoek kon worden afgeleid hoe de melk tot ons spreekt.
Melk van koeien die in de zomer maandenlang in de wei lopen en niet te zwaar bemest gras eten en in de winter hooi en niet teveel maiskuilvoer eten bevat een hoger gehalte aan meervoudige onverzadigde vetzuren bevatten zoals CLA’s (geconjungeerd linolzuur) en omega-3. Ton Baars (Adriaanse e.a., 2005) deed hier veel onderzoek naar. Aan omega 3-vetzuren worden positieve eigenschappen toegeschreven in het voorkomen van hart- en vaatziekten artritis en depressies. Biologische bedrijven hebben vaak hogere gehalten aan omega 3 vetzuren.
Bodembeheer algemeen
Voor een kwaliteitsproduct:1. Beperk de stikstofvoorziening
Cruciaal is het dat er voor het betreffende gewas geen te hoge stikstofbeschikbaarheid is. De huidige stikstofnormen zijn gericht op de opbrengst en niet op kwaliteit. Stikstof komt uit meststoffen en uit de bodem. Voor dit laatste raadpleeg www.ndicea.nl en www.goedbodembeheer.nl.
2. Niet teveel en niet te weinig kalium
Voldoende kalium is essentieel voor een goede voedingskwaliteit. Kalium is belangrijk voor een goede smaak, voor veel andere producteigenschappen en voor weerbaarheid tegen plantenziekten. Let op! Teveel is ook niet goed. Houdbaarheid en smaak gaan bij teveel kalium achteruit.
3. Overige voedingsstoffen niet teveel en niet te weinig
Let op voldoende aanvoer van fosfor, magnesium en sporenelementen. Deels is dit een kwestie van een goede zuurgraad. Deels van een afvoer vergelijkbaar met de aanvoer. Lees meer op www.goedbodembeheer.nl
4. aanvoer van organisch materiaal
Zorg voor een constante aanvoer van organisch materiaal via gewasresten, groenbemesters, compost en mest. Streefhoeveelheid ca 2500 kg eos (effectieve organische stof) per jaar per ha.
5. Bewortelingsdiepte
Zorg voor een bewortelingsdiepte van tenminste 40 cm. Belangrijk voor een evenwichtige groei. Verzorg bodemstructuur en bodemleven. Zie www.goedbodembeheer.nl. Graaf een kuil!
6. Evalueer uw inspanningen
Vergelijk de smaak eens met producten van elders en volg de gewasontwikkeling, vergelijk uw product met de streefwaarden. Kijk naar groei en afrijpen. Ander ras misschien?