Fruitbomen hebben twee soorten wortels: horizontale en verticale.
Horizontale wortels: zijn relatief dun en vertakken zich sterk. Ca 80% van het wortelgewicht bestaat uit deze dunne wortels. Opname van vocht en voedingsstoffen gebeurt vooral door deze wortels.
Verticale wortels: zijn dikker en steviger dan de horizontale. Reservestoffen en vocht worden ook door deze wortels opgeslagen.
Bij planten kunnen schimmels die met de wortels vergroeid zijn het wortelstelsel uitbreiden. Bij fruitbomen gebeurt dit alleen wanneer er een laag bemestingsniveau wordt aangehouden.
Wanneer de grond dat toelaat, gaan de wortels zeer diep de grond in. In Limburg op löss is een keer een diepte van 12 meter waargenomen.
De wortelgroei wordt verder bepaald door:
-Ouderdom van de boom. De wortels kunnen bij oudere bomen ver buiten de kroonomvang groeien en de beworteling gaat ook dieper.
-Afstand tussen bomen. Wanneer de bomen dichter op elkaar staan, wortelen ze dieper.
-Onderstam. Krachtige onderstammen hebben meer wortels.
-Soort fruit. Peren wortelen dieper en breder dan appels.
-Rassen. Boskoop heeft een uitgebreider wortelstelsel dan Cox’s of Elstar.
-Bij oppervlakkige onkruidbestrijding wordt de beworteling intensiever in de niet bewerkte laag eronder.
-Wortelsnoei op enige afstand van de boom. Er vormen zich meer wortels bij de stam
-Ondergroei. De wortels gaan dieper de grond in.
-Oude ondergroei. De wortels gaan weer ondieper wortelen. Mogelijk omdat in de humusrijke laag meer voedingsstoffen beschikbaar zijn.
-Mulch. Bij een mulchlaag van mest of compost wordt de laag eronder zeer intensief beworteld.
-Soort ondergroei. Gras met klaver heeft meer boomwortels dan gras zonder klaver.