Om de beworteling te kunnen beoordelen en daarmee de mate van verdichting, moet de zode zichtbaar gemaakt worden. Dat kan door met een spade een kluit uit te steken, maar dit geeft een flinke verstoring. Met een gutsboor is een andere methode.
Roodzwenkgras is wat gevoeliger voor verdichting dan struisgras. Straatgras kan bij verdichting sterk gaan toenemen.
Oorzaken van verdichten zijn betreden en berijden. Bij een wat hoger lutumgehalte wordt een grond gevoeliger voor verdichting. De verdichting door betreding betreft de bovenste 5 tot 10 cm. Onderhoudsmachines verdichten tot 20 cm. Verdichting is vaak al bij de aanleg veroorzaakt.
4. Vilt
Vilt is een laag afgestorven blad die aan de oppervlakte ligt. Vilt kan gemengd of bedolven zijn door dressmateriaal en de dikte van de viltlaag is dan moeilijk te bepalen. Er zijn twee soorten vilt te onderscheiden: vezelvilt en sponsvilt. Vezelvilt is taai en stevig en heeft een bruine tot donkerbruine kleur. Stengels en wortels zijn het hoofdbestanddeel. Het wordt gevormd door traag groeiend gras en laat bij betreden geen voetafdruk na. De grond onder vezelvilt is soms moeilijk te bevochtigen. Sponsvilt is geelbruin tot geel en heeft vaak zwarte strepen. Het wordt gevormd door struisgras en straatgras. Onder natte omstandigheden kan het gaan stinken. Dit vilt laat vaak voetafdrukken na. De waterdoorlatendheid kan door vilt te sterk verminderen.
Speltechnisch is een geringe hoeveelheid vilt gunstig. Er mogen evenwel geen voetafdrukken door ontstaan en sponsvilt is daarom minder gunstig.
5. Bemesting en beregening
Gebruik van kunstmest en veel te veel beregenen is de gewoonte, maar het is tevens de beste manier om in een neergaande spiraal terecht te komen. Of droge organische meststoffen dan beter zijn, is nog niet bewezen. Compost die voldoende rijk is en niet te lang gecomposteerd, is voorlopig de beste weg. Beperk de bemesting en beperk de watergift. Dat zijn belangrijke maatregelen om tot een goede green te komen.
6. Zuurgraad
Een andere factor is de zuurgraad. Deze moet de basis zijn voor een evenwichtig bodemleven. Op zandgrond is de wenselijke pH waarde (pH-KCl of pH-CaCl2) 5,3. Op kalkloze zavel of klei 6,4 en op kalkrijke zavel of klei 6,8. Bij problemen met schimmelziekten op zandgronden is het wenselijk een pH van 4,5 aan te houden.