De löss is ooit kalkrijk afgezet. De kalk is uit de bovenlaag verdwenen. Plaatselijk wordt kalkrijke löss op enkele meters diepte nog wel aangetroffen. Löss bestaat uit 15% zand, 15% klei en 70% silt (2-50 µm)
De löss is ooit kalkrijk afgezet. De kalk is uit de bovenlaag verdwenen. Plaatselijk wordt kalkrijke löss op enkele meters diepte nog wel aangetroffen. Löss bestaat uit 15% zand, 15% klei en 70% silt (2-50 µm)
Bij deze bodem op lössgrond is mooi te zien wat de gevolgen zijn van uitspoeling van kleideeltjes. Oorspronkelijk was het materiaal homogeen. Uit de bovenlaag zijn kleideeltjes gespoeld en deze is daardoor zandiger geworden. In diepere lagen is extra klei terecht gekomen en deze is hierdoor sterk verdicht. Ligt zo’n grond op een helling dan spoelt de bovenlaag makkelijk weg.
Een typische grond met akkerbouw op löss
Wat zien we hier?
De laag 0-25 cm is redelijk los door ploegen
De laag 25-35 cm is sterk verdicht
De laag 35-40 cm is matig verdicht
De laag dieper dan 40 cm is poreus en goed doorwortelbaar. Hier zien we het volgende:
Zeer poreuze grond op 70 cm diepte. De grote porie is de gang van een regenworm.
Samenvattend: De bouwvoor is met ploegen redelijk los te houden, maar met ploegen niet goed te beschermen tegen erosie. De laag 25 tot 40 cm diepte is een probleem. De laag dieper dan 40 cm is poreus en goed doorwortelbaar
Verslempte grond.
Het grootste probleem bij lössgronden is de erosiegevoeligheid.
Om erosie te voorkomen is op percelen met een helling vanaf 2% NKG verplicht. Op deze
percelen mag de grond tot 12 cm diepte bewerkt worden. Een uitzondering op de regel is
dat er wel geploegd mag worden, als 2% van de oppervlakte van het perceel ingezaaid
wordt als groenvlak op de plaats waar het water het perceel verlaat. Voor wintergranen
is het ook toegestaan om te ploegen, voor zomergranen, waaronder maïs, evenwel niet.
De mate van erosie is sterk gekoppeld aan structuur en zwaarte van de bodem. Een gewas op de bodem beperkt erosie aanzienlijk.
Ploegen, tarwe na korrelmais. De bouwvoor is redelijk los. De resten van de korrelmais liggen onder in de bouwvoor en zijn na bijna een jaar nog niet verteerd.
De slechte vertering komt doordat het materiaal koolstofrijk is en er geen makkelijk verteerbare stikstofrijke organische stof in de buurt is. Drijfmest had die kunnen leveren, maar dat wordt door de wetgeving bemoeilijkt. Verder is de grond zelf arm aan bodemleven en kan van daar uit ook niet de vertering bevorderd worden.
Niet kerende grondbewerking, tarwe na korrelmais. Bij deze variant geen oogstresten onder in de bouwvoor
Suikerbieten bij niet kerende grondbewerking.
Deze website geeft informatie over bodembeheer op de belangrijkste bodemsoorten met uiteenlopend gebruik.
Mist u iets? Geef het door en wij proberen het aan te vullen.
Hier vindt u nadere informatie.