DE BODEM BEREIKT Rli - juni 2020
Samenvatting
De vitaliteit van de Nederlandse landbouw-, bos- en natuurbodems (rurale bodems) staat onder druk. Ondanks (inter)nationaal beleid en richtlijnen, die heldere kaders geven voor een vitale bodem, is er sprake van verzuring, vermesting, verdroging, verdichting en verhoogde kwetsbaarheid van de bodems. Hierdoor worden doelen ten aanzien van onder andere natuur, water en klimaat niet gehaald. Met dit advies wil de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) agenderen dat een stevigere aanpak nodig is in het bodembeleid.
Rurale bodems zijn belangrijk voor meerdere functies. Niet alleen vervullen bodems een belangrijke rol voor de landbouw, maar ook voor bosbouw, natuur, kwaliteit en opslag van (drink)water en opslag van koolstof. Voor het vervullen van deze functies is een vitale bodem noodzakelijk. Die vitaliteit loopt gevaar door intensief gebruik en de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Dit wordt verergerd door klimaatverandering: organische stof breekt hierdoor sneller af. Dit heeft consequenties voor het water-vasthoudend vermogen, de bodemvruchtbaarheid en de uitstoot van broeikasgassen. De met klimaatverandering gepaard gaande extremere weersomstandigheden vragen echter juist om een vitalere bodem die meer water en koolstof opslaat.
Als gevolg van de afnemende bodemvitaliteit worden direct afhankelijke functies niet meer naar behoren vervuld. Zo staan landbouwopbrengsten onder druk en wordt de natuur- en bosbouwfunctie verstoord. Het merendeel van de beschermde ecosystemen staat er matig tot slecht voor. Tevens voldoet de waterkwaliteit niet aan de normen en houden bodems te weinig water vast. De slechtere bodemvitaliteit beperkt de opslag van organische stof (koolstof) waardoor te veel broeikasgassen worden uitgestoten in plaats van afgebroken en opgeslagen.
De zorg voor vitale bodems is een verantwoordelijkheid van de samenleving als geheel, maar de overheid heeft hierin ook een belangrijke taak. Zij moet er als eerste op toe zien dat alle relevante actoren zich veel meer bewust worden van de urgentie van de zorg voor vitale rurale bodems met hun verschillende functies. Weliswaar zijn er tal van goede initiatieven, maar bij ketenpartijen en in beleid verdient de bodemvitaliteit meer aandacht.
Omdat de ruimte in Nederland beperkt is moeten de bodems voor meerdere functies kunnen worden gebruikt: bijvoorbeeld voor landbouw en voor koolstofopslag in het kader van klimaatverandering of voor bos en water-opslag. Maar ook functies als landbouw en natuur kunnen samengaan. Dat kan echter alleen als de bodems vitaal zijn en als het bodemgebruik geen afbreuk doet aan die vitaliteit maar deze versterkt. Het houdt ook in dat bodems niet geschikt moeten worden gemaakt voor alle denkbare activiteiten en functies: functies volgen bodem. Het Rijk moet, uitgaande van dat laatste principe, bevorderen dat zo veel mogelijk wordt gestuurd op meervoudig bodemgebruik. Dit uitgangspunt moet worden vastgelegd in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Uitwerking daarvan moet primair plaatsvinden door de provincies, door het maken van ruimtelijke keuzes en met behulp van gebiedsgerichte processen.
Gezien het agenderende karakter van het advies doet de raad geen gedetailleerde aanbevelingen voor aanpassing van het beleid of wet- en regelgeving. Maar hij acht het van belang op een aantal punten het beleidsinstrumentarium aan te passen teneinde te kunnen sturen op bodemvitaliteit. Naar de mening van de raad betreft dit in ieder geval het opzetten van een monitorings- en kennissysteem waarin meer informatie wordt verzameld en gedeeld over de bodemvitaliteit, het aanpassen van wet- en regelgeving (onder andere pacht-, mest- en fiscaal beleid), het introduceren van op maat gesneden beloningsvormen (bijvoorbeeld via het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) of door regiobranding) en de invoering van schadeherstelmaatregelen. De raad geeft hiervoor een aantal voorbeelden. Verdere uitwerking hiervan zal in de praktijk moeten plaatsvinden.